Uit Noordhollands Dagblad – Kennemerland -, 22 maart 1963

 

De heer B.F.M. Berkhout, beroepsbinnenvisser met alle oorbare middelen.

 

Na waterzuivering nu weer paling in de pijp

 

Beverwijk, - “Dat zetten van de fuik wilde niet erg gelukken. En toen ik op zeker moment erg voorover bukte, viel ik overboord. Ik kan wel niet zwemmen, maar ik durfde ook geen beweging te maken omdat ik midden tussen de fuiken zat. Als ik ergens vast bleef zitten dan had mijn laatste uur geslagen. Ik wist dat je meestal op dezelfde plaats weer bovenkomt als waar je gevallen bent. Het enige dat mij tegenviel was dat de rand van de boot zo hoog was. Toen was het maar gelukkig dat mijn dochter me net nog kon pakken”. – Onze stadsgenoot B.F.M. Berkhout heeft een raar beroep. Hij kan niet zwemmen, toch drijft hij vrijwel de gehele zomer op het water. Hij werkt meer dan zestien uur per dag, heeft nergens anders tijd voor dan voor zijn werk, doch heeft ondanks dat aan één slechte winter genoeg om aan de rand van het faillissement te staan. Toch blijft hij doorgaan met het uitstervende beroep van visserman in de binnenwateren van de IJmond. Toch blijft hij het een prettig bestaan vinden waar hij zeer interessant over kan vertellen.

 

Moeilijk bestaan

Met alle geoorloofde vistuigen mag hij onzer binnenwateren voor de vissen onveilig maken. Fuiken, hoeken, zegen en een grondige kennis van de vissengewoonten zijn de middelen waarmee hij zich een bestaan heeft veroverd. Dat is niet steeds even gemakkelijk gegaan.

Zijn familie heeft deze beroepstak altijd beoefend en de kennis die van ouder op zoon is overgebracht is dan ook zeer uitgebreid en diepgaand. Zij houdt nauw verband met de winden, de stand van de maan en de zomertemperaturen. Elk seizoen brengt spanning met zich mee. Steeds worden er prognoses gemaakt, die even zo vaak niet uit blijken te komen. De spanning van dit beroep heeft voor de heer Berkhout nog niets van zijn bekoring verloren.. Op tien jarige leeftijd moest hij thuis reeds netten en fuiken fabriceren. Hij kreeg vrij spoedig dit vak onder de knie. In het bootje van vader (op het Uitgeestermeer) leerde hij de harde praktijk van het “binnen-vissen”. De gewoonten der waterdieren hebben voor hem vrijwel geen geheimen meer en met grote nauwkeurigheid weet hij de plaats voor zijn fuiken te bepalen.

 

De Pijp

Het Noordzeekanaal is zijn voornaamste operatieterrein, hoewel men eveneens zijn fuiken in zijkanaal A, de Pijp en de fortgrachten kan vinden. De eerste twee wateren hebben de prettige bijzonderheid dat bij wisselende winden, ook de kwaliteit van het water wisselt. Stuwt eerst de Pijp vuil water naar buiten waar diverse vissen aan sterven, dan komt bij draaiende wind het betere kanaalwater binnen gelijk met paling die de dode visjes op komt eten.

De grachten van de vuurlinie hebben als onaangename bijzonderheid, dat men geen puntje van een fuik boven water moet laten steken omdat deze anders verdwenen is.

Zeer afwisselend is het beroep dus. ’s Winters zestien uren aaneen netten maken voor enkele grote firma’s en voor eigen gebruik en ’s zomers een zelfde tijd op het water zwerven om de fuiken te lichten, te zetten, er met de “zegen” op uit te gaan of de hoeklijn uit te gooien. Vader (F. Berkhout uit de Peperstraat) is nu 79 jaar en zal er deze zomer vermoedelijk mee ophouden. De zoon B.F.M. Berkhout (Kuikensweg) is reeds in de veertig en kan zich bijna als jongste lid van de Noord-Hollandse Bond beschouwen! Er komt blijkbaar geen aflossing meer.. Wie wil tegenwoordig nog zestien uur per dag werken en dan zo sterk afhankelijk zijn van het weer? Wie wil tegenwoordig nog zulke enorme risico’s lopen?

 

Opbrengst

De opbrengst van paling die in het najaar gevangen wordt, moet de gehele winter goed maken. Is er een erg warme zomer dan trekt de jonge paling weg naar koelere gebieden. Was het een slechte zomer dan slaan de vissen gewoon een seizoen over met hun bezoeken, uiteraard met een zeer onvriendelijke invloed op de verdiensten voor de familie Berkhout.

De jonge aaltjes komen uit de Sargassozee waar zij “geboren” zijn, weer dezelfde richting uit, als waar hun ouders vandaan kwamen. Om te “trouwen” gaan zij naar vrijwel dezelfde plaats als hun ouders en zij zijn pas een gewilde buit, wanneer zij volwassen en wel weer op hun retour zijn. Zij hebben vaak de onaangename gewoonte om hun glas-soortgenootjes op te peuzelen bij het tegenkomen. Wanneer men in de buurt van de sluizen een flinke dikke paling vangt, dan gebeurt het vaak dat de maag hiervan een aantal van deze slachtoffertjes weer prijsgeeft. De jonge paling, die nog niet voldoende lengte heeft, wordt door de meeste beroepsvissers weer vrijgelaten, aangezien men weet dat tien kilo paling over een jaar verviervoudigd is zonder dat men er iets aan behoeft te doen..

 

Wolhand krabben.

Een grote ramp voor de binnenvisserij was enige jaren het optreden van de “wolhandkrabben”, die alle netten waarin ze verzeild raakten, grondig kapot maakten. Duizenden en duizenden van die beesten bevolkten onze binnenwateren. Een bioloog verzekerde de familie Berkhout, dat de paling verdrongen zal door de krabben en uit zal sterven, aangezien de krabben geen natuurlijke vijanden heeft in onze wateren. Nu dat gebeurde ook werkelijk. Het had echter niet veel langer moeten duren of er was een faillissement gevolgd. Een grappige herinnering was nog dat een krab uit een pan, waar men hem in bewaard had, was gevlucht en weer op weg naar het water was gegaan. De volgende dag werd er een bijzondere vondst in de pers vermeld n.l. een wolhandkrab in een voortuintje aan de Acacialaan.

“Dat was onze krab. Dat beest heeft toen nog een heel eind afgelegd op die dwarse poten van hem”, is het commentaar van mevrouw Berkhout.

Zij vindt het maar een lastig beroep dat haar man uitoefent. Hij kan nooit eens weg en heeft nooit ergens tijd voor. Zij gaat wel eens met hem mee het water op, als het mooi weer is, doch na het overboord vallen van haar man, gaat ze liever niet meer mee, fuiken uitzetten.

Misschien dat dit avontuur  er iets mee te maken heeft doch vaststaand is dat de heer des huizes een groot liefhebber van koffie is, doch per jaar niet meer dan één liter water opdrinkt.

“Water drinken doe ik nooit. Dat vind ik vies”, zegt hij.

 

49 jaar later..

 

Uit Noordhollands Dagblad – Kennemerland -, 12 november 2012

 

Krab wordt nieuwe IJselmeerpaling

 

Hoorn – Vroeger trapten ze de krengen dood. Chinese wolhandkrab sneuvelde onder de visserslaars. Nu worden ze met zorg uit de netten gehaald. De wolhandkrab zorgt nu voor dertig procent van de omzet bij de Hoornse IJselmeervissers Jan en Bart Last.

 

Visser Jan Last vermoedt dat de Chinese krab met ballastwater van schepen in de kustzone terecht is gekomen. De krabben leven in zoet water, maar paaien in zout water. Net als paling. Schieraal (geslachtsrijpe paling) trekt rond deze tijd ook van zoet water naar zee om te paaien, net als de krab. Alleen mogen de vissers nu geen paling meer vangen met de grote fuiken die ze altijd strategisch langs de dijken zetten.

De fuiken staan er nu om de krab te vangen. Achter in de fuik is een stuk net gespannen met heel grote mazen waar paling en kleine krabbetjes kunnen ontsnappen.

Jan en Bart hadden paling gevangen, dat zit in de genen. “Maar dat mogen we nog maar vijf maanden per jaar. De krab is welkom, we vissen er nu heel gericht op. Maar het is wel een noodgedwongen vangst geworden.” En een vangst die de vissers ook veel werk bezorgt. Krabben hebben scharen en die zetten ze ook in de vangfuiken. “We hebben gewoon veel meer werk aan het repareren van de netten. Gelukkig zijn we zelf erg handig. Maar netten die normaal tien of vijtien jaar meegingen, kun je nu na drie seizoenen op krab vissen vervangen

 

De Chinese Wolhandkrab

 

De Chinese wolhandkrab (Eriocheir sinensis) is een middelgrote krab uit de familie Varunidae die zijn naam dankt aan de behaarde klauwen die op wollen handschoenen lijken. De soort komt voor in rivieren, estuaria en kustwateren van Oost-Azië van Korea tot in het Noorden in de provincie Fujian in China. In Europa en Noord Amerika is het een exoot. In België en Nederland gedraagt het dier zich als een invasieve soort die zowel langs de kust als in brakke en zoete wateren te vinden is.

 

Anatomie & ecologie

Met een pantser van ruim 7 cm en zijn vrij lange poten is de wolhandkrab een opvallende verschijning. Kenmerkend zijn de met een soort vacht beklede scharen waar de naam aan te danken is. Overdag verblijven ze in hun zelf gemaakte holen die ze in de oevers uitgraven en 's nachts trekken ze er op uit om voedsel te zoeken. Met hun graafwerk kunnen zij schade toebrengen aan de oeververdedigingen.

 

De soort komt een groot gedeelte van haar leven voor in zoet water. Voor de voortplanting zijn zij echter afhankelijk van zout water. In september, oktober trekken zij naar de kust. Om daar te komen zullen ze net als de paling indien nodig over het droge verder trekken. Bij de trek kan wel 12 km per dag afgelegd worden. De paring vindt plaats in de herfst in de getijdenzone waarna de vrouwtjes verder de zee in trekken. In het voorjaar keren ze terug en leggen hun eitjes.

 

Chinese wolhandkrabben zijn omnivoor en bepaald niet kieskeurig, ze eten alles wat ze tegenkomen. Bovendien verdringen ze de inheemse soorten, en dat hoeven niet altijd krabben te zijn; zoals de Europese rivierkreeft. Deze heeft het toch al moeilijk, omdat ook de zich snel verspreidende Amerikaanse rivierkreeft lang geleden is uitgezet en de Europese soort al heeft doen uitsterven in sommige gebieden.

 

De soort kan veel schade toebrengen aan visfuiken en -netten en werd gezien als grote schadepost. Tegenwoordig wordt zij echter gezien als welkome bijvangst voor de palingvissers. Zij kunnen de wolhandkrabben slijten aan Chinese restaurants of exporteren naar China.

 

De Chinese wolhandkrab in Europa

De Chinese wolhandkrab is voor het eerst in Europa in 1912 in de rivieren Elbe en Wezer in Duitsland gesignaleerd. Waarschijnlijk zijn deze dieren meegelift als larve in de ballasttanks in schepen uit Azië. De larven zijn dan samen met het ballastwater in de Duitse rivieren geloosd. Hiervandaan heeft de soort zich over Europa verspreid. In Nederland wordt de soort nu aangetroffen langs alle grote wateren, zowel zoet, brak als zout water. In Engeland werd hij voor het eerst aangetroffen in 1935. Nu komen wolhandkrabben niet alleen voor aan alle kusten van Europa maar ook in Amerika komen ze al voor.

Afbeelding met gras, buiten, dier, vogel

Automatisch gegenereerde beschrijving

Uit Wikipedia (De Chinese Wolhandkrab)

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Unported licentie.

 

 

De Sargassozee

De Sargassozee is een langwerpige regio in het noorden van de Atlantische Oceaan, omgeven door oceaanstromingen. In het westen bevindt zich de Golfstroom, in het noorden de Noord-Atlantische Stroom, in het oosten de Canarische stroom en in het zuiden de Noord Atlantische Equatoriale stroom. De zee is ongeveer 1100 bij 32  km groot. Het dichtstbijzijnde eiland is Bermuda.

 

Palingen

De Sargassozee, die erg zout is, wordt vaak beschouwd als levenloos, hoewel er aan de oppervlakte veel zeewier van het geslacht Sargassum voorkomt. De zee is bekend als uniek broedgebied van de Europese en Noord-Amerikaanse paling. De eitjes komen uit in de Sargassozee en de jonge palingen migreren naar Europa. Als ze geslachtsrijp zijn keren de palingen er terug om weer kuit te schieten in de Sargassozee. Ook de Onechte Karetschildpad komt er voor, men vermoedt dat pasgeboren jongen er via de Golfstroom aankomen om in de beschutting van het zeewier op te groeien

 

Ontdekking

De zee werd beschreven door Christoffel Columbus en zijn bemanning. Ze maakten melding van de uitgestrekte zeewier verspreiding in het gebied. 

 

 

 

 

 

Uit Wikipedia

Paginabronnen en auteurs: Sargassozee

Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=31421197 Auteurs: ArjanH, Ayo, Bemoeial, Dolfy, Lim oWreck,  Rood-geel-blauw, Shoombooly, Skuipers, Tbc, Tdevries, Torero, Umbra, Vincenthendriks, Walter Govaerts, 8 anonieme bewerkingen