MIJN EERSTE BABY
Soms
zijn
er
zaken
die
je
hoort
of
leest
en
die
je
dan
ineens
bijzonder
aanspre
-
ken.
zo
las
ik
dezer
dagen
in
een
officieel
rapport
van
Unicef
dit
zinnetje:
"Elke
dag
gaan
er
40.000
kinderen
dood
alleen
dóór
ondervoeding,'.
Het
is
een
onvoorstelbare
werkelijkheid
in
onze
wereld
van
vandaag.
In
het
nog
altijd-
rijke
Nederland
vraag
je
jezelf
af
hoe
dat
mogelijk
is:
je
neemt
’t
als
kennis-
geving
aan
-
misschien
heb
je
een
of
ander
televisiebeeld
van
magere
kindertjes
-
maar
je
maakt
het
niet
mee!
Ofschoon
ik
nog
maar
een
paar
jaar
terug
ben
in
Nederland,
las
ik
in
eerste
instantie
ook
over
het
bericht
heen,
maar
ineens
was
ik
me
weer
bewust
dat
ik
de
waarheid
en
de
werkelijkheid
van
zo'n
grote
kindersterfte
had
meege
-
maakt
en
ervaren
nl.
in
de
ruim
dertig
jaar
dat
ik
als
missionaris
had
gewerkt
in
Nieuw-Guinea
(Irian
Jaya).
Toen
ik
in
1950
voor
het
eerst
in
het
Muju-gebied
kwam,
waren
er
nog
geen
cijfers
over
kindersterfte,
maar
al
spoedig
bleek
dat
minstens
60%
te
zijn:
veel
kinderen
die
spoedig
na
de
geboorte
stierven
en
zeer
veel
kinderen
die
stierven
in
de
leeftijd
van
2
tot
4
jaar.
Hoe
kan
dat
toch?
waarom
stierven
er
zoveel
kinderen?
Er
was
in
dit
geval
geen
sprake
van
een
bij
-
zondere,
buitengewone
nood
situatie
-
er
was
bijvoorbeeld
geen
vluchtelingenprobleem,
er
was
geen
natuur
ramp.
Het
gebeurde
allemaal
in
het
gewone
leven
van
elke
dag
en
daarom
was
de
situatie
des
te
tragischer
en
zorgwekkender.
Ik
probeer
U
iets
te
vertellen
over
dit
pro
-
bleem.
In
hoofdzaak
waren
de
bewoners
van
het
Voor-Gebergte
in
Zuid-Nieuw-Guinea
-
we
noemen
ze
Muju'ers
-
nog
voedselzoekers.
Ze
leefden
in
de
bossen,
in
het
oerwoud.
Vanuit
het
vliegtuig
lijkt
dit
land
één
uitgestrekt,
steeds
maar
doorlo
-
pend
veld
van
boerenkool:
de
toppen
van
de
bomen,
bomen
en
bomen,
hier
en
daar
een
paar
kronkelende
witte
strepen
(=
bergrivieren)
en
soms
een
paar
daken
van
hutten.
Als
je
in
dat
bos
loopt,
dan
moet
je
klimmen
en
dalen
-
dik
-
wijls
balancerend
over
boomwortels
-
en
door
laag-groeiend
struikgewas:
een
sombere
wereld,
vochtig
en
drukkend
warm.
In
dit
bos
zwerven
de
mensen
rond
en
zoeken
hun
voedsel:
knollen,
varens
(bij
voorkeurjonge
scheuten)
en
vooral
sago
en
bananen.
De
sago-palm
is
een
boom
die
wordt
omgekapt
en
daarna
opengekapt
–
het
is
voor
de
vrouwen
een
zwaar
karwei
om
het
merg
of
het
meel
los
te
slaan
van
de
vezels:
het
resultaat
is
dan
een
bol
meel
dat
in
het
vuurtje
wordt
gebakken,
het
is
eetbaar,
weinig
smaak,
alleen
maar
calo
-
rieën.
Daarbij
soms
wat
vlees
of
vis
maar
meestal
zijn
dat
kleinere
soorten
vis
of
wild,
zoals
kikkers,
muizen,
hagedissen,
soms
zelfs
vlinders!
Er
is
maar
één
drank,
nl.
water.
Ik
hoef
U
niet
te
vertellen,
dat
hun
menu
zeer
eiwit-arm
is
en
dat
er
geen
sprake
is
van
een
vet
pot.
Diëtisten
zouden
er
verbaasd
over
staan
dat
mensen
op
dit
menu
kunnen
leven!
Dat
voedsel
zoeken
brengt
natuurlijk
mee
dat
iedereen
er
op
uit
is
om
het
zijne
bijeen
te
garen,
groot
en
klein.
Ook
kinderen
zijn
daarop
geheel
ingesteld
want
wat
zij
vinden
is
van
hun,
dat
is
hun
eten,
hun
voedsel.
Egoïsme
is
dan
ook
van
zelfsprekend.
In
het
gezin
treft
men
uiteraard
een
bepaalde
vorm
van
gemeenschappelijkheid
aan:
samen
delen.
Maar
dit
kent
ook
weer
grenzen,
gezien
de
gehele
structuur
van
deze
gemeenschap.
Het
huwelijk
is
daar
een
familiekwestie
en
een
handelskwestie:
de
vrouw
wordt
verkocht
aan
de
familie
van
de
man.
De
prijs
wordt
uitgedrukt
in
allerlei
artikelen
die
waarde
hebben
in
hun
leven
(stenen
bijl,
pijl
en
boog,
versieringen
etc.)
maar
vooral
in
bepaalde
schelpen.
De
jonge
vrouw
wordt
ingelijfd
bij
de
familie
van
de
man:
zij
moet
kinderen
krijgen
en
voor
die
kinde
-
ren
zorgen.
Iedereen
kan
begrijpen
welke
problemen
dat
meebrengt
zowel
voor
de
vrouw
als
voor
de
kinderen,
vooral
als
er
meerdere
kinderen
achter
elkaar
komen.
Natuurlijk
wordt
de
baby
door
de
moeder
gevoed
maar
een
kind
van
twee,
drie
of
vier
jaar
moet
ook
nog
verzorgd
worden,
het
kan
niet
voor
zich
zelfzorgen,
ook
niet
gedeeltelijk:
deze
kinderen
krijgen
dan
te
weinig
eten
om
maar
niet
te
spreken
van
de
kwaliteit
van
het
eten,
met
als
gevolg
dat
zij
geen
weerstand
hebben
en
dan
hoeft
er
maar
iets
te
gebeuren
en
zo'n
kwij
-
nend
kind
sterft.
Bovendien
is
er
een
ander
reëel
gevaar
nl.
dat
de
moeder
zelf
niet
meer
opgewassen
is
tegen
de
hardheid
van
dit
primitieve
leven
met
haar
zorgen
om
haar
kind
of
kinderen
in
leven
te
houden.
Toen
ik
nog
niet
zo
lang
in
dit gebied werkte, maakte ik een dergelijk geval mee.
Op
mijn
maandelijkse
tournee
langs
de
dorpen
-
het
was
mijn
twee
maandelijkse
routine-tour
-
nee
-
hoorde
ik
onderweg
al
dat
er
in
een
van
de
dorpen
een
tragisch
sterfgeval
was
geweest.
Na
een
paar
uur
lopen
door
het
bos
kwam
ik
in
de
buurt
van
dat
dorp,
de
eerste
mensen
tegen.
Ik
zag
het
onmiddellijk:
zij
waren
in
de
rouw!
Zij
hadden
hun
lichaam
ingesmeerd
met
witte
klei
-
niet
alleen
armen
en
benen,
maar
heel
het
lichaam,
ook
het
gezicht
-
zij
waren
onher
-
ken
baar.
Dit
laatste
was
ook
de
bedoeling,
de
geest
van
de
overledene
is
nog
in
de
buurt
en
mag
hun
niet
herkennen:
dat
zou
gevaarlijk
kunnen
zijn.
De
stemming
onder
de
mensen
was
bijzonder
triest
en
droevig,
want
de
overle
-
dene
was
een
jonge
vrouw.
Zoals
meestal
was
de
sfeer
ook
gespannen:
als
een
jong
mens
sterft,
denkt
en
praat
men
over
"moord",
vooral
de
magische
moord,
over
tovenarij,
de
gesel
van
de
zwarte
magie.
Toch
was
het
in
dit
geval
heel
duide
-
lijk
hoe
en
waardoor
deze
vrouw
gestorven
was.
De
vrouw
had
al
twee
kleine
kinderen,
het
jongste
was
twee
jaar
en
zij
was
in
verwachting
geweest
van
haar
derde
kind.
zij
zag
er
niet
florissant
uit,
ze
bleek
ziek
geweest
te
zijn
tij
-
dens
de
zwangerschap.
Toen
-
vier
dagen
geleden
-
haar
tijd
gekomen
was
om
te
bevallen
was
haar
man
naar
het
bos
gegaan
en
had
op
zijn
eigen
stukje
grond
een
bivakje
gebouwd,
ongeveer
twee
bij
drie
meter:
een
paar
stevige
stokken
in
de
grond
en
een
dakje
er
boven
van
bladeren,
op
de
grond
wat
varens
en
ook
een
kleine
stookplaats
om
wat
vuur
te
maken.
Met
twee
oudere
vrouwen
was
de
vrouw
daar
gebleven.
Tegen
de
avond
was
de
ellende
begon
-
nen.
Het
ging
ditmaal
niet
zo
vlot
en
de
vrouw
begon
het
steeds
moeilijker
te
krijgen
omdat
het
kind
maar
niet
wilde
komen.
Ik
zal
U
de
rest
van
de
beschrijving
besparen,
maar
het
werd
een
bloedbad;
er
waren
nog
een
paar
vrouwen
uit
het
dorp
komen
helpen
(!!)
-
na
uren
van
pijn
en
martelen
werd
de
kleine
jongen
geboren
terwijl
de
moeder
steeds
zwakker
werd
(hevig
bloedde)
en
tegen
de
morgen
stierf.
Dezelfde
dag
werd
zij
teruggebracht
naar
het
dorp
en
daar
begraven.
Met
nog
wat
andere
mensen
zat
de
man
nog
in
zijn
huis;
ik
ging
er
natuurlijk
heen,
hoorde
het
hele
verhaal
en
deelde
hun
droef
-
heid.
Het
was
natuurlijk
een
heel
moeilijk
en
teer
punt
te
informeren
naar
het
kind,
maar,
terwijl
ik
daar
zat,
hoorde
ik
zwakke
geluidjes
uit
een
hoek
van
het
huis.
De
mensen
keken
ook
toen
ik,
in
de
richting
van
het
geruid,
naar
die
hoek
toeging.
Ingepakt
tussen
grote
dorre
bladeren
hoorde
en
zag
ik
ook
het
kleine
mensje...
een
oudere
vrouw
haalde
het
kind
tevoorschijn.
Ik
zag
eerst
een
paar
grote
ogen
-
wijdopen,
zoekend,
vragend
-
het
gezichtje
was
ovaal,
een
spits
kinnetje,
de
kleine
mond
bewegend.
In
een
flits
kreeg
ik
een
beeld
van
vroeger
in
mijn
gedach
-
ten
toen
mijn
moeder
op
een
dag
de
huiskamer
binnenkwam
met
een
klein
stervend
vogeltje,
dat
uit
een
nest
gevallen
was.
Ik
nam
het
kleine
magere
kindje
in
mijn
twee
handen
en
ik
vroeg
aan
de
vader:
"Hoe
moet
dat
nu?
Dit
is
je
zoon".
De
man
keerde
zich
af
en
liet
zijn
hoofd
hangen.
Ik
wist
het
en
begreep
het.
De
moeder
was
gestorven
toen
het
kind
geboren
was.
De
man
had
die
vrouw
betaald
en
zij
had
het
moeten
verzorgen
en
voeden.
In
die
adat
–
in
die
levensopvatting
-
mocht
een
andere
vrouw
dat
niet
doen.
Ik
begreep
dat
het
kind
ook
zou
doodgaan.
Ik
zei
spontaan
iets
dat
heel
dwaas
moet
klin
-
ken
in
hun
oren:
"Mag
ik
dat
kind
hebben?".
De
man
keek
mij
vragend,
niet
begrijpend
aan:
"Hoe
wilt
u
dat
kind
voeden?".
Ik
legde
het
kind
weer
neer
en
begon
mijn
tournee-blikken
uit
te
pakken.
Het
Mis-blik
waarin
de
spullen
zaten
om
de
H.
Mis
op
te
dragen
(paramenten,
kelk,
ampullen
etc.)
had
ik
niet
nodig;
ik
opende
het
blik
waarin
ik
wat
kleren
en
eten
meenam.
Ik
nam
het
keteltje
waarin
ik
water
warm
kon
maken,
toen
een
blikje
(gecondenseerde)
“melk”
dat
ik
opende
en
waaruit
ik
een
beetje
op
mijn
etensbord
liet
lopen:
zo
maakte
ik
mijn
eerste
bordje
babyvoeding
klaar,
min
of
meer
op
de
juiste
tem
-
peratuur
en
in
de
juiste
samenstelling(!???!).
De
kleine
baby
likte
mijn
vinger
af
en
daarna
het
lepeltje
waarmee
ik
hem
probeerde
te
voeden.
Toen
lk
dacht
dat
het
voor
lomig
genoeg
was,
begon
hij
te
krijsen,
te
huilen
om
meer...
Met
hun
kleigezichten
(zij
waren
natuurlijk
ook
in
de
rouw)
stonden
zij
nu
in
de
hoek
van
het
huis
om
mij
heen,
de
vrouwen
voorop,
een
en
al
nieuwsgierigheid
en
verwondering,
ze
floten
van
verbazing.
Ik
voelde
me
echt
een
beetje
trots
en
daarbij
kreeg
ik
wat
men
zou
kunnen
noemen
een
vaderlijk
gevoel.
Het
was
niet
nodig
om
aan
de
omstaanders
uit
te
leggen,
dat
het
voor
de
baby
goed
was
dat
ik
hem
had
laten
eten
en
drinken:
zij
hadden
dat
gezien.
Ik
liet
hen
merken
dat
ik
het
fijn
vond
om
de
kleine
jongen
mee
te
nemen
naar
Mindipt
-
ana
waar
ik
woonde.
Als
ze
wilden,
konden
zij
over
een
paar
dagen
komen
kijken
in
Mindiptana
en
dan
zouden
ze
zien
dat
hij
niet
alleen
was
blijven
leven,
maar
dat
hij
gegroeid
was…!!
Zij
hadden
niet
alleen
geen
bezwaar,
maar
vonden
het
prachtig.
Als
zij
mij
daarmee
een
plezier
konden
doen...
het
was
wederzijds.
's
Nachts
moest
ik
er
een
paar
maal
uit
om
mijn
baby
te
voeden.
De
volgende
dag
ging
ik
weer
op
stap,
met
de
baby.
onderweg
naar
het
vol
-
gende
dorp
was
er
geen
gebrek
aan
belangstelling;
ik
had
veel
bekijks.
Na
drie
dagen
was
ik
weer
thuis
in
Mindiptana:
ik
stapte
rechtstreeks
naar
het
huis
van
de
zusters,
die
daar
al
een
ziekenhuisje
hadden
geopend
en
voortreffelijk
pio
-
nierswerk
deden.
Ik
viel
meteen
met
de
deur
in
huis:
“Zuster.
ik
heb
een
baby
gekregen
!"
Toen
zij
het
jongetje
zagen
en
ik
het
hele
verhaal
uit
de
doeken
had
gedaan,
kreeg
ik
een
complimentje
dat
ik
het
niet
al
te
slecht
had
gedaan,
zelfs vrij goed.
Het
lag
voor
de
hand,
dat
zij
de
verdere
zorg
voor
het
kind
op
zich
namen
en
zij
deden
dat
natuurlijk
op
de
juiste
manier.
Wel
moest
ik
er
voor
zorgen,
dat
ik
de
melk-voorraad
een
beetje
aanvulde.
Dat
bleek
namelijk
zeer
urgent,
want
het
duurde
niet
lang
voordat
de
tweede
baby
kwam.
Het
bericht
had
zich
namelijk
vrij
snel
door
het
hele
Mui-gebied
verspreid.
Ik
kan
mij
nog
herinne
-
ren,
dat
ik
na
een
vrij
lange
tournee
met
twee
kinderen
thuis
kwam.
Maar
dat
is een ander verhaal.
De
mensen
zelf
brachten
uit
eigen
beweging
"crepeergevallen"
naar
het
zie
-
kenhuisje
van
onze
zorgzame
zusters.
Er
werd
een
apart
stukje
aangebouwd
bij
het
ziekenhuis:
de
kindercrèche
van
Mindiptana.
Wel
was
het
zo
geregeld.
dat
de
kinderen
na
een
paar
jaar
weer
teruggingen
naar
hun
dorp.
vooral
als
de
mensen
dan
beloofden
goed
voor
die
kinderen
te
zullen
zorgen.
De
goede
zusters
van
Mindiptana
bleven
die
kinderen
wel
in
het
oog
houden
en
sprongen
bij
wanneer
dat
nodig
was.
op
den
duur
werd
het
allemaal
iets
beter.
Er
waren
meisjes
uit
dat
gebied
welke
in
het
ziekenhuis
werkten
-
eerst
hielpen
zij
alleen
maar
de
zusters
-
daarna
konden
de
meest
pientere
onder
hen
een
opleiding
(cursus)
volgen,
zodat
er
in
grote
concentraties
van
mensen.
een
redelijk
goed
opgeleide
verpleegster
kon
worden
geplaatst.
Zij
kre
-
gen
wat
medicijnen,
zij
konden
beschikken
over
melkpoeder,
zij
hielpen
bij
bevallingen,
zij
controleer
-
den
de
kinderen
en
gaven
-
zo
nodig
-
wat
bijvoeding
aan
de
kleuters.
Deze
verpleegsters
werden
gekleed
in
het
blauw
en
werden
daarom
"Blauwe
Engelen”
genoemd.
Zij
deden
veel
om
die
afschuwelijke
kinder
-
sterfte
te
bestrijden
in
dit
moeilijke
land.
Zelf
hield
ik
er
ook
een
naam
aan
over.
namelijk
"Ambe”,
dat
bete
-
kent
in
hun
taal
"vader".
Ik
had
daar
geen
bezwaar
tegen want pater betekent in het Latijn ook vader.
uit: Mijn eerste Baby
Jan Sneekes mSC
Uitgave: Aartsbroederschap van O.O. Vrouw van het H.Hart, 1991