De
Amerikaanse
illusionist
James
Randi
(81)
heeft
een
drukke
tweede
carrière
aan
het
bestrijden
van
pseudo-
wetenschap.
Hij
heeft
al
twintig
jaar
een
miljoen
liggen
voor
wie
hem
overtuigt
dat
er
meer
is
tussen
hemel
en
aarde....
Halverwege
de
zwoelige
voorzomeravond
op
het
Utrechtse
terras
aan
het
Janskerkhof
is
het
onvermijdelijke
moment
daar.
De
lepeltruc.
James
Randi,
Amerikaans
illusionist
annex
professioneel
strijder
tegen
pseudowetenschap,
neemt
twee
theelepeltjes
van
de
cafétafel
en
doet
onder
de
neus
van
de
verslaggever
wat
Uri
Geller
al
decennia
voor
een
miljoenenpubliek
doet.
Hij
tikt
met
een
van
beide
op
het
tafelblad.
Solide
metaal.
Pak
de
uiteinden
maar
beet,
zegt
hij.
Voel
je?
Voel
je
hoe
hij
opeens
helemaal
week
wordt?
Hoe
hij zachtjes breekt?
Verdomd.
Randi,
die
het
gehavende
bestek
in
zijn
zak
laat
glijden
voor
de
serveerster
problemen
maakt:
‘Het
enige
verschil
met
Geller
is
dat
ik
je
meteen
zeg
dat
het
een
truc
is.
Ik
ga
je
niet
vertellen
wat
ik
doe,
maar
iedere
twaalfjarige
kan
het
leren.
Geller
doet
alsof
hij
bovennatuurlijke krachten bezit. Dat deugt niet.’
Omdat?
‘Hij
ontregelt
mensen
en
hun
begrip
van
de
werkelijkheid.
Hij
kreeg
ministeries
in
de
VS
en
Engeland
zo
gek
dat
ze
miljoenen
belastinggeld
staken
in
onderzoek
naar
het
zogenaamde
Geller-
effect.
Een
schandaal.
Geller
teert
al
veertig
jaar
op
zes
slappe
trucs.
Niet
meer.
Hij
is
zelfs
nog
te
beroerd
geweest
om
er
iets
bij
te
leren.
En
kinderachtig:
als
er
iets
misgaat
zegt
hij
dat
het
dus
zéker geen truc is, want die lukken immers altijd.’
Het
is
Randi,
ooit
een
gevierd
illusionist
en
ontsnappings-
kunstenaar,
ten
voeten
uit.
Een
frêle,
kalende
tachtiger
met
een
volle
hagelwitte
baard,
maar
met
een
felle
jeugdige
stelligheid
waar
het
aankomt
op
het
veroordelen
van
alles
van
lepelbuigers
en
wichelroedelopers
tot
mediums
en
helderzienden,
vooral
in
de
massamedia. Geller, Char, Ogilvie.
Als
ze
het
als
kunstvorm
zouden
brengen,
zegt
hij,
was
er
geen
probleem.
‘Een
illusionist
is
een
acteur
die
doet
alsof
hij
kan
toveren.
Ik
ook.
Dat
mag,
dat
is
kunst.
Maar
wie
beweert
dat
hij
echt tovert, is een lelijke en misschien wel gevaarlijke oplichter.’
Randi
de
Scepticus
is
zijn
nieuwe
act
geworden.
‘Sommige
collega’s
gaan
op
hun
oude
dag
werken
op
cruiseschepen.
Ik
ben
sceptische lezingen gaan geven.’
Op
uitnodiging
van
de
Stichting
Skepsis
is
hij
even
in
Nederland.
Vertelt
over
de
miljoen
dollar
die
zijn
Randi
Foundation
heeft
klaarliggen
voor
de
eerste
die
onder
volledig
gecontroleerde
omstandigheden iets bovennatuurlijks flikt.
Scepsis als mooie tweede carrière?
Randi:
‘In
feite
ben
ik
nog
gewoon
hetzelfde
jongetje
dat
na
twee
weken
van
zondagschool
werd
gestuurd
omdat
ik
almaar
vroeg
hoe
ze
zo
zeker
wisten
dat
wat
in
de
Bijbel
stond,
waar
was.
Ik
kreeg
van
mijn
ouders
wekelijks
een
kwartje
voor
zondagschool
en
kocht
er
dus
grote
ijscoupes
van.
Ik
heb
ze
nooit
verteld
dat
ik
was
weggestuurd.’
U was sowieso nogal zelfstandig.
‘Ik
gold
in
Toronto
als
een
plaatselijk
wonderkind,
iets
waar
ik
overigens
met
weinig
plezier
aan
terugdenk.
Ik
verveelde
me
kapot
op
school
en
mocht
uiteindelijk
mezelf
scholen
in
de
openbare bibliotheek en het Ontario museum.
‘Tegelijk
had
ik
de
tijd
voor
matinees
op
Queen
Street.
Daar
zag
ik
illusionisten
optreden.
Legendes
als
Harry
Blackstone,
een
Amerikaan
die
een
meisje
boven
een
divan
liet
zweven.
Ziehier,
zei
hij
met
donkere,
bezwerende
stem,
een
zwevend
meisje.
Gedragen,
zo
lijkt
het,
door
niets
dan
mijn
mentale
krachten.
Maar
gelooft u het niet. Het is een truc, een illusie, een magische kunst.’
Dat wilde u ook?
‘Blackstone
mocht
me
wel
en
leerde
me
mijn
eerste
truc.
De
paddle
move,
waarbij
je
ogenschijnlijk
een
object
omdraait,
maar
in
feite
tweemaal
dezelfde
kant
laat
zien.
Een
klassieker
onder
goochelaars.’
En het begin van een loopbaan.
‘Ik
begon
in
plaatselijke
nachtclubs
op
te
treden
en
met
behoorlijk
veel
succes.
Maar
er
gebeurden
ook
eigenaardige
dingen.
Ik
had
me
min
of
meer
gespecialiseerd
in
mentalisme:
helderziendheid
en
andere trucs van de geest.
‘Ik
herinner
me
een
bezoeker
die
erop
stond
dat
ik
de
volgende
dag
met
hem
zou
lunchen.
Daar
bleek
dat
hij
me
zijn
wedformulier
voor
de
paardenraces
wilde
laten
invullen.
Wat
ik
ook
zei,
dat
het
allemaal
maar
trucs
waren,
hij
stond
erop
dat
ik
mijn
speciale
gaven
zou
inzetten.
De
winst
zouden
we
delen,
maar
ik
heb
het
niet gedaan. Sterker, ik ben met die act gestopt.
‘Later
had
ik
soortgelijk
gedonder
met
kranten.
Ik
voorspelde
uitkomsten
van
ijshockeywedstrijden
die
op
een
bandje
werden
opgenomen.
Altijd
alles
goed,
leek
het,
terwijl
ik
natuurlijk
een
hele
reeks
bandjes
had
en
een
wisseltruc
toepaste.
Ongeloof
en
boosheid toen ik het uitlegde.
Er
zijn
mensen
die
zeggen
dat
u
paranormaal
begaafd
bent
maar het zelf niet weet.
‘Die
reactie
krijg
ik
geregeld
als
ik
een
stunt
uitvoer.
Maar
het
is
simpeler:
die
mensen
kunnen
zich
gewoon
niet
voorstellen
dat
zij
voor
de
gek
worden
gehouden.
In
feite
een
vorm
van
hoogmoed:
ik
ben
zo
slim,
mij
belazer
je
niet.
Ook
al
doe
je
het
recht
in
hun
gezicht, ze zien het niet.’
Sterker nog: al leg je het ze uit.
‘Ik
kreeg
ooit
US-senator
Claiborne
Pell
in
mijn
kleedkamer,
de
man
die
miljoenen
doordrukte
voor
onderzoek
naar
Gellers
krachten.
Ik
weet,
zei
hij,
hoe
goochelaars
als
u
te
werk
gaan,
maar
dat
doet
Geller
dus
niet.
En
hij
tekende
iets
op
een
papiertje
achter
zijn
hand,
vouwde
het
op
en
legde
het
onder
zijn
schoen.
Ik
moest
raden
wat
het
was.
Een
hartje,
wist
ik,
want
terwijl
hij
me
strak
aanstaarde
had
ik
gewoon
op
zijn
papier
kunnen
kijken.
Ik
raadde
het
correct
en
ze
hebben
hem
hyperventilerend
afgevoerd.
Oké, zei hij op de brancard, u doet een truc. Maar Geller echt niet.’
Iedereen is gevoelig voor illusies?
‘Ook
illusionisten
zelf.
Ik
was
eens
in
Salzburg
op
een
goochelaars-
conventie.
Een
beroemde
collega
deed
een
truc
met
een
pak
kaarten
waarin
hij
de
omstanders
vroeg
een
kaart
te
kiezen,
die
terug
te
stoppen,
terwijl
hij
er
met
zijn
rug
naar
toe
ging
staan.
Daarna raadde hij de betreffende kaart.’
En dat ging natuurlijk feilloos.
‘Aan
elke
tafel,
ook
de
onze.
Hij
knipoogde
na
afloop
naar
me
en
zei
dat
ik
hem
moest
observeren
aan
de
volgende
tafel.
En
het
was
zo
eenvoudig
wat
er
gebeurde.
Terwijl
iedereen
aan
de
tafel
met
dat
pak
kaarten
bezig
was,
draaide
hij
zich
doodleuk
om,
keek,
en
draaide terug zonder dat iemand het merkte.’
Een
kwestie
van
psychologisch
inzicht:
waar
is
de
aandacht,
en
waar niet.
‘Sterker
nog,
juist
rationele
en
verstandige
mensen
zijn
ideaal
voor
een
illusionist.
Wetenschappers
zijn
het
makkelijkst
van
allemaal.
Die
denken
precies
te
weten
hoe
dingen
zich
gedragen
en
zijn
dus
heel
voorspelbaar.
Daar
kun
je
als
illusionist
mee
spelen.
Mijn
ervaring
is
dat
je
een
klein
kind
moeilijker
voor
de
gek
houdt
dan
een rationele volwassene.’
Illusionisten weten hoe je met de menselijke waarneming speelt?
‘Allemaal.
Ik
herken
de
patronen
bij
de
zogenaamde
mediums
en
andere
paranormalen.
Er
is
zelden
iets
nieuws.
Behalve
vers
publiek.’
Mensen willen gewoon bedonderd worden
.
‘Zeker
wetenschappers
snappen
niet
dat
ze
voor
de
gek
gehouden
worden.
Fotonen,
kopersulfaat,
de
zwaartekracht
leggen
niemand
in
de
luren.
Ik
weet
dat
de
American
Physical
Society
nogal
in
zijn
maag
zit
met
wichelroedelopers.
Juist
fysici
lijken
daar
vaak
wel
iets in te zien.’
Terwijl het onzin is?
‘Wichelroedelopers
en
pendelaars
zijn
slachtoffer
van
een
vorm
van
zelfbedrog.
Onbewuste
voorkeuren
besturen
de
kromme
kleerhanger die ze gebruiken, dat is keihard aangetoond.’
Wat is daar nou eigenlijk zo tegen?
‘Het
zijn
vormen
van
magisch
denken
die
nergens
toe
leiden,
maar
ook
zomaar
tot
dramatische
vergissingen
of
erger
leiden.
Pseudo-
wetenschap,
homeopathie
en
gebedsgenezers
bedonderen
mensen
niet alleen, soms vallen er echt slachtoffers. Tot doden aan toe.’
Krijgt
u
veel
paranormaal
begaafden
die
dat
miljoen
van
de
James Randi Education Foundation wel willen binnenhalen?
‘Dat
zou
je
denken.
Het
is
inmiddels
trouwens
1,4
miljoen.
Maar
het
is
in
al
die
tijd
nog
nooit
tot
een
echt
experiment
gekomen.
Vrijwel iedereen haakt al af bij het aanvraagformulier.’
Omdat blijkt hoe serieus u bent om ze onderuit te halen.
‘Kennelijk.
Hoezeer
we
ze
ook
een
eerlijke
kans
zouden
geven.
Inclusief
ruime
statistische
marges.
En
op
basis
van
een
protocol
waarover alle partijen het eens moeten zijn.’
U
klinkt
zelfverzekerd.
Paranormale
verschijnselen
kunnen
niet bestaan?
‘Misschien
wel,
maar
er
zijn
geen
aanwijzingen
voor.
Of
beter:
geen
serieuze
aanwijzingen.
Het
is
net
als
met
de
Kerstman.
Er
zijn
wel
aanwijzingen
in
warenhuizen
en
op
ansichtkaarten
dat
hij
bestaat. Maar dat is eigenlijk niet heel sterk bewijs.’
'Juist wetenschappers zijn goed
voor de gek te houden'